Feestelijk brood
Op hoogtijdagen in de Westerse wereld worden we er steevast aan herinnerd dat onze cultuur een broodcultuur is. Gelovigen bidden dat het opperwezen hun het dagelijks brood gunt. En iedereen werkt 'voor zijn brood'. Dat is immers het spraakgebruik. Hooguit wordt erbij gezegd 'met wat erop'. We werken, als je op de omgangstaal afgaat, niet voor ons dagelijkse vlees, groente, aardappels en een toetje. Nee, er moet brood op de plank komen. Brood staat voor voedsel in de ruimste zin van het woord. Brood valt samen met ons bestaan. En als er in dat bestaan iets te vieren valt, wordt dat vaak gemarkeerd met brood. Dat is zeker het geval met officiële feestdagen.
Kerststol
De kerststol is een luxe krentenbrood gevuld met amandelspijs en bestrooid met poedersuiker. Het brood heeft een rijke historie. Ruim 650 jaar geleden namen de kruisridders van hun tochten onbekende specerijen mee zoals amandelen, oranjesnippers en sukade. Samen met rozijnen, amandelspijs en een fijn deeg worden van deze specerijen al eeuwenlang de heerlijkste kerststollen gebakken. Het woord ‘stol’ is een oud woord voor ‘stut’. Voor het bakken van de kerststol wordt soms een bakvorm gebruikt, die het brood in de oven ‘stut’. Volgens historici kan de langwerpige vorm van de kerststol ook gezien worden als een symbool voor een wikkelkind en wel speciaal het Kerstkind. Traditioneel neemt de kerststol en belangrijke plaats in bij het kerstontbijt of de kerstbrunch en op Kerstavond na de Kerstnachtmis.
Krentenwegge
Wie in het oosten van het land te gast is, wordt vaak onthaald met zo’n langwerpige snede vers brood, rijkelijk gevuld met krenten en rozijnen en besmeerd met roomboter. Het oosten lijkt ook de geboortegrond van deze traktatie. Het wigvormige brood, waaraan het zijn naam wigge of wegge dankt (weggi is oudsaksisch voor wig), is van oorsprong een geschenk dat de buren brachten bij de geboorte van een kind. In Twente groeide de krentenwegge uit tot een symbool van noaberschap (de burenhulp). “Met ’n kromme arm goan”, heette het als men met een versgebakken krentenbrood onder de arm naar de buren ging als reactie op de blijde boodschap. En iedereen deelde er in mee, want zowel de gulle gever als de andere gasten kregen een stuk mee naar huis. Inmiddels evolueerde het geboortebrood tot een feestbrood. Behalve in Overijssel wordt de krentenwegge ook in Gelderland gegeten. Daar noemt men de krentenwegge pillewegge of kraamschudderswegge. In Brabant heet het platte krentenbrood krentenmik of krentenstoet. In delen van Limburg spreekt men van pruumkeswek, naar de geweekte vruchtjes die aan het deeg worden toegevoegd. Wie in het oosten iets te vieren heeft, doet dat – ook nu nog - met een krentenwegge. Wie het bakken van het feestbrood niet zelf in de vingers heeft, gaat naar de bakker. Die bakt, meestal op bestelling, een paar speciale krentenweggen per week. Het geheim van de krentenwegge? Dat schuilt in het bakproces. Evenals roggebrood hoort een krentenwegge te worden gebakken in een oven waarvan de temperatuur al dalende is. Bakkers noemen dat “bakken bij een afliggende of aflopende oven”. Een krentenwegge wordt gebakken in een bak als voor roggebrood, maar zonder deksel. Het bakproces neemt anderhalf uur in beslag. Sommige bakkers versieren de krentenwegge met een laagje witte glazuur of met jam. Soms worden ze voorzien van een felicitatietekst of een strik.
Paasbrood
Pasen is een feest van voor-Christelijke oorsprong dat op wisselende data wordt gevierd. Daarmee verklaart het zijn heidense afkomst. Het hangt samen met de gedaanten waaraan een hemellichaam, de maan, zich aan ons voordoet. De eerste zondag na de eerste volle maan die op of na 21 maart valt, was een feest ter ere van de zon. Later werd de kruisiging en opstanding van Christus feestelijk herdacht. De symboliek bleef gelijk: nieuw leven, vruchtbaarheid en geluk die voorheen van de sterker wordende zon werden verwacht, kregen nieuwe inhoud door de boodschap van het christendom. Die symboliek wordt vanouds uitgedrukt in brood. Meestal in de vorm van dieren. Voor rooms-katholieken is Pasen het einde van de vastentijd. Na veertig dagen van bescheiden maaltijden, mocht er weer ruim getafeld worden. De kinderen mochten het snoepgoed dat ze in de vastentijd in een speciaal trommeltje hadden bewaard, eindelijk aanspreken. Geen wonder dat na zo'n schrale periode ook een heleboel feestelijke broodsoorten werden gebakken. Rozijnen, krenten, sukade, sinaasappelsnippers en spijs zijn daarin verwerkt. Ze droegen als paasstoet, paasmik, broodhaantje en broodkrans aanzienlijk bij aan de feestvreugde en doen dat nog steeds. Voor de kinderen is er het broodmannetje of broodvogeltje waarin een ei was meegebakken. Het deeg van paasbrood bestaat uit fijne, witte patentbloem, melk, boter, eieren, gist, suiker, zout en citroen. De vruchten die erin gaan, worden zorgvuldig gewassen. De bakker laat ze zwellen en soms besprenkelt hij ze met rum. Dat gebeurt meestal een dag voor het bakken. De vruchtenmassa wordt gehakt en gemengd. Aan het deeg worden zware eisen gesteld omdat het veel vulling krijgt. Het moet desondanks goed kunnen rijzen. Het paasbrood wordt niet in een bakvorm maar op een (bak)plaat gebakken. Na het bakken wordt het paasbrood soms nog in gesmolten boter gedompeld en bedekt met abrikozengelei en amandelsnippers. Er zijn verschillende varianten verkrijgbaar.
Panettone
Panettone is een Italiaans luxe vruchtenbrood. Het is gevuld met krenten, rozijnen en fijngesneden gekonfijte sinaasappel- en citroenschil. Het brood is van oorsprong een specialiteit uit Milaan. Met de kerstdagen is panettone, feestelijk verpakt in cellofaan en met linten eromheen, te koop in menige Italiaanse en (nu ook) Nederlandse delicatessenwinkel. De hoge, cilindrische vorm is karakteristiek voor dit brood, evenals de fijne, luchtige structuur. Een panettone kan het beste, in plakken gesneden als cake, worden gegeten.