Herkenbaar? Eigenlijk is de ochtendspits alleen te overleven met een enorme stapel brood met pindakaas
Vala is journalist en moeder. Ze schrijft voor Me-to-We (voor ouders met een leven). Haar leven als jonge ouder was altijd al hectisch, maar nu twee van haar drie kinderen naar school gaan is het helemaal een heksenketel. Vooral ‘s ochtends, met ál die boterhammen die gesmeerd moeten worden…
Ik ben dus niet bepaald een ochtendmens. Mijn man staat zingend op en is gelijk klaar om de dag omarmen, maar ik heb meer tijd nodig om onder de levenden te geraken. Dat was vroeger op zich nooit een probleem, want toen ging de wekker doorgaans niet voor 07.00 uur en kon ik mezelf daarna in alle rust verdrinken in een sloot koffie voor er daadwerkelijk echt iets uit mijn handen hoefde te komen.
Tegenwoordig echter, heb ik schoolgaande kinderen. En de algemene consensus in de samenleving is dat je die niet met een lege maag op het schoolplein dropt. Dus moeten er boterhammen gesmeerd worden. Veel boterhammen. Die dan ook nog binnen een bepaalde tijd opgegeten moeten worden, omdat de juf het niet op prijs stelt als we iedere dag te laat en met de kruimels nog in onze mondhoeken binnen komen zeilen. Begrijpelijk, maar echt, de meeste ouders weten: deze struggle, die is real. Je zou van minder een burn-out krijgen.
Zie namelijk maar eens twee kleuters en een dreumes in alle vroegte keurig netjes allemaal aan tafel te krijgen. Mijn man en ik zetten inmiddels de wekker een kwartier vroeger dan nodig om de aanvalsstrategie van die ochtend te bepalen. Jij de zoon, ik de dochters? Oké, prima, gaan we doen. Liggen de kleren al klaar? Check. Brood uit de vriezer? Check. Staan de broodtrommels niet in de vaatwasser? Check. En dan in de startblokken en gaan. Terwijl mijn man probeert de zoon aan zijn enkels uit zijn hoogslaper te slepen, gooi ik me in de eeuwige wat-trekken-we-aan-vandaag-strijd met de dochter, terwijl ik de wriemelende dreumes onder mijn arm geklemd houd.
Is iedereen eenmaal aangekleed beneden, dan volgt het grote wat-wil-je-op-je-brood-vraagstuk. Wat op de één of andere manier voor mijn kinderen iedere ochtend weer een ingewikkelder vraagstuk lijkt te zijn dan het raadsel van de Sphynx. Wat toch vreemd is, aangezien het antwoord uiteindelijk altijd weer hetzelfde is: ‘ik wil een boterham met pindakaas’. Wat vult de kindermaag tenslotte beter dan zo’n voedzame snee met Neêrlands favoriete broodbeleg? Een beetje zoals ik heb met mijn Nespresso: what else, tenslotte?
Ik ben altijd jaloers op die gezinnen die het voor elkaar krijgen om ‘s ochtends uitgebreid aan tafel te ontbijten. Zoals bij een vriendin van mij die iedere ochtend met haar man, hun vier (!) kinderen én de hond als in een reclamefolder van Ikea aan de keukentafel schuift. Met in het midden een rieten mand met broodjes (geen ordinaire boterhammen dus hè, maar bróódjes) voor iedereen een ei en een glaasje jus. Want echt, mag ik even weten: hóe dan? En kan iemand mij dat ook leren? Ik wil ook een ontbijttafel en een rieten mand met broodjes. Ik wil ook een pot met ouderwetse filterkoffie i.p.v. dat ik gewoon met mijn mond onder de Magimix moet gaan hangen. Ik wil ook een broodbakmachine en wakker worden in de geur van versgebakken brood. Ik wil kinderen die dat versgebakken brood dan vervolgens ook nog zelf smeren zonder dat de pindakaas op het plafond zit. En voor mij dan ook twee sneetjes graag.
Maar helaas, ik vrees dat dat voor mijn gezin een idyllische utopie blijft. Want terwijl ik staand aan het aanrecht een kop koffie achterover sla en iedereen op z’n plek dirigeer, besmeert mijn man, gewoon recht uit de supermarktzak, een stapel brood waar je in mijn optiek een weeshuis mee zou moeten kunnen voeden. Volkorenbrood met pitjes voor de zoon en voor mij, glutenvrij voor de dochter met een darmaandoening, lichtbruin voor de dreumes en een paar plakken roggebrood voor hemzelf. De meeste mensen gebruiken de kinderbijslag voor kleding of de toekomstige studie, wij bekostigen er ons ontbijt mee.
Er gaat een beker melk over de tafel die in stralen de naden van het laminaat in druipt. De dreumes hangt bijna ondersteboven in haar kinderstoel en de andere twee zijn verwikkeld in hun vaste potje voetvechten onder tafel. De appels voor het ‘fruitmoment’ op school blijken op magische wijze van de fruitschaal te zijn verdwenen, de kat klimt de gordijnen in en ondertussen tikt de klok gestaag maar door. Het is een race tegen de klok, iedere ochtend weer opnieuw. En eigenlijk is het een wonder dat we tot nu nog steeds binnen de tijd over de finish komen.
Mijn ochtendspits is precies dat: spitsuur. Iedere ochtend als het laatste broodtrommeltje gevuld en dicht geklikt is, leun ik weer uitgeput tegen het aanrecht. En neem ik, als ik zelf de deur uitga richting kantoor, nog een extra boterham met extra pindakaas. Atleten moeten na een wedstrijd tenslotte ook even goed bijtanken. En ontbijten met kinderen, dat is topsport. Daar valt eigenlijk niet tegenop te eten.